In mijn nu bijna twee decennia ervaring als milieuofficier van justitie heb ik één overtuiging opgedaan: alle bestrijding van milieucriminaliteit begint met de politieke en institutionele wil daartoe. En het bijzondere aan deze tijd is dat ik in die twee decennia niet eerder zo’n concentratie van aansporingen aan politiek en instituties heb gezien om die wil te tonen. Er is namelijk een dringend drieluik in de maak.
Het eerste paneel daarvan is het CCV-rapport De markt de baas van 16 september 2019 met een inventarisatie van knelpunten in de aanpak van milieucriminaliteit. Dat rapport gaat zowel over bestuurlijke als strafrechtelijke handhaving. Het heeft geleid tot opdrachten van staatssecretaris Van Veldhoven van Infrastructuur en Waterstaat en minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid. Het milieustrafrecht heeft nu als eerste taak om zijn slagvaardigheid te vergroten. Daaraan wordt op dit moment door opsporingsorganisaties en het Functioneel Parket gewerkt – waarbij moet worden gezegd dat dit geen eenvoudige klus is.
Ten tweede is er het rapport van de Commissie Van Aartsen van 4 maart 2021. Dat stelt zonder voorbehoud vast dat het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving nog steeds wordt gekenmerkt door fragmentatie en vrijblijvendheid. Voor het milieustrafrecht windt de commissie er ook geen doekjes om : 'De afspraken over de versterking van de strafrechtketen zijn boterzacht gebleken.' Het politieke antwoord op 'Van Aartsen' is aan het komende kabinet.
Als derde paneel in het drieluik verschijnt waarschijnlijk eind juni een rapport van de Algemene Rekenkamer over de effectiviteit van bestuurlijk en strafrechtelijk overheidsoptreden tegen milieuovertredingen van BRZO-bedrijven en ‘net-niet-BRZO-bedrijven.’ Ik kan niet voorspellen wat de Rekenkamer precies zal bevinden, maar dat zal niet zijn dat dat overheidsoptreden hoogst effectief is.
Dat alles is nationaal. Intussen is de Europese Commissie doende met evaluatie en herziening van de EU-richtlijn uit 2008 over de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht. De Commissie vindt het milieustrafrecht in de Unie onderpresteren: 'The Directive did neither lead to more prosecution and convictions of environmental crime nor to the imposition of more dissuasive sanctions in the Member States.' Een nieuwe richtlijn moet meer 'effect on the ground' hebben.
Kortom, iedereen die de milieuhandhaving in deze periode aandachtig bekijkt, roept uit: 'Er moet dringend iets gebeuren.' Zal deze reeks van impulsen zeker leiden tot een adequatere handhavingspraktijk? Dat valt natuurlijk niet te zeggen. Maar mijn verwachtingen zijn hooggespannen.
21 mei 2021, Rob de Rijck, landelijk coördinerend officier van justitie milieu bij het Functioneel Parket