Samen met mijn collega’s uit het cluster fraude en economie van de rechtbank, leg ik mij toe op een grote variëteit aan economische strafzaken. De ene keer focus ik mij op een arbeidsongeval, de andere keer op de verkoop van vuurwerk, een emissie van giftige gassen of de import van geneesmiddelen. Afvalstoffen, explosies en uitheemse diersoorten wisselen elkaar af, evenals café-uitbaters, agrariërs en chemiebedrijven. Niet zelden vind ik het razend interessant om mij te verdiepen in de branche van de verdachte, het jargon te leren kennen en de nodige technische werkprocessen te doorgronden. Ik zie het als een meerwaarde dat ik zo nu en dan kan kennismaken met fascinerende beroepen en industrieën. Het is overigens ook pure noodzaak dat ik mij bij mijn voorbereiding niet beperk tot de juridische kaders van de strafzaak. Een rechter in economische strafzaken voert het gesprek op zitting immers vaak met specialisten. Niet alleen de verdachte kent alle ins en outs van zijn branche. Op basis van alleen al de tenlastelegging weet ik ook welke officier van justitie ik op de zitting zal treffen en van welke shortlist de advocaat afkomstig zal zijn.
Ook voor rechters en juridisch medewerkers is het meestal een bewuste keuze om in het economisch strafrecht werkzaam te zijn. Bij cursussen en professionele ontmoetingen kom ik vaak dezelfde collega’s tegen. Dat was ook op 24 september jongstleden het geval, tijdens een online themaochtend over de zorgplicht voor het milieu. Deze bijeenkomst werd georganiseerd door de expertgroep milieu en gezondheid, een kleine groep gespecialiseerde rechters en juridisch medewerkers die veel energie steekt in kennisdeling op het gebied van het milieu- en gezondheidsrecht binnen de eigen organisatie. De deelnemers aan de themaochtend waren dit keer overigens niet alleen afkomstig uit de Rechtspraak, maar ook uit de advocatuur, het Openbaar Ministerie en de wetenschap.
Tijdens de themaochtend werd de zorgplicht voor het milieu besproken vanuit zowel een civielrechtelijk, bestuursrechtelijk als strafrechtelijk perspectief. De civielrechtelijke spreker hield onder meer een vurig betoog voor de invoering van een zorgplicht voor het milieu naar Frans model, simpelweg inhoudende dat degene die schade toebrengt aan het milieu, deze schade moet herstellen of compenseren. Voor het dagvaarden van de vervuiler is het dan niet nodig dat de eiser zelf schade heeft geleden. De bestuursrechtelijke spreker leidde ons door de nieuwe Omgevingswet, die naar verwachting op 1 juli 2022 (eindelijk) in werking treedt. Zij besprak de verhouding tussen de algemene zorgplicht uit artikel 1.6 en 1.7 van de nieuwe Omgevingswet en de specifieke zorgplichten die straks in amvb’s, waterschapsverordeningen en lokale omgevingsplannen te vinden zijn. De strafrechtelijke spreker zoomde in op de algemene zorgplicht uit artikel 1.7a van de nieuwe Omgevingswet, die tevens strafrechtelijk gehandhaafd zal gaan worden. Hij voorspelde discussies is in zittingszaal over het legaliteitsbeginsel vanwege de vaagheid van de delictsomschrijving:
“Het is verboden een activiteit te verrichten of na te laten als door het verrichten of nalaten daarvan aanzienlijke nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving ontstaan of dreigen te ontstaan.”
Dit algemene verbod geldt voor iedereen, ongeacht de activiteit die hij/zij verricht. De escape “waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden” ontbreekt en naar de (rechterlijke?) invulling van “aanzienlijke nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving” is het nog gissen. Ik kijk uit naar de eerste economische strafzaak waarin deze discussie in volle omvang gevoerd gaat worden.
Roos van den Munckhof, Rechtbank Oost-Brabant
Lid van de VMR werkgroep milieucriminaliteit