Ontbossing als gevolg van illegale houtkap heeft desastreuse gevolgen voor mens en milieu in ontwikkelingslanden en elders, met name door klimaateffecten. Juridische en andere (bv. vrijwillige) instrumenten om deze uitdaging aan te pakken blijken uiterst moeilijk tot stand te komen, en van gekozen oplossingen is het de vraag in hoeverre ze werkelijk bijdragen aan gestelde doelstellingen.
Internationale initiatieven om tot regulering te komen hebben slechts beperkt succes gehad. De VS en de EU hebben ieder een eigen regime ontwikkeld. In 2008 heeft het Amerikaanse congres de Lacey Act aangepast zodat deze het importeren van illegale houtproducten verbiedt. In de EU werd het FLEGT(Forest Law Enforcement, Governance and Trade)-actieplan in 2005 aangenomen, is sinds maart 2013 de EU houtverordening van toepassing en zijn de eerste vrijwillige partnerschapsovereenkomsten met exporterende landen gesloten. Het EU regime omvat géén importverbod maar zou het wel moeilijker moeten maken om illegaal gekapt hout te importeren.
Belangrijke dimensies binnen het VS en EU regime zijn (1) bewijslast, (2) sancties, (3) afhankelijkheid van buitenlandse wetgeving en (4) sociale aspecten van duurzaamheid. In onze bijdrage aan het preadvies van de werkgroep Mondiale duurzaamheid en recht gaan wij in op de voor- en nadelen van beide systemen en onderzoeken we in hoeverre deze regimes op weg zijn naar een transnationale aanpak waar het de verwevenheid van VS/EU recht enerzijds en het recht van de exporterende landen anderzijds betreft.
Wybe Th. Douma (T.M.C. Asser Instituut) en Marieke van der Kooij (Ministerie van Infrastructuur en Milieu)