Op 13 februari as zal de Tweede Kamer debatteren en daarna stemmen over het EU Handelsverdrag met Canada (CETA). Als de ChristenUnie naast de oppositie partijen ook tegen CETA stemt tekent zich een meerderheid tegen CETA af…
Eigenlijk zou het verdrag niet als een normaal wetsvoorstel behandeld moeten worden, maar als een grondwetswijziging omdat CETA voorziet in een parallel rechtssysteem via arbitrage dat in strijd komt met de Grondwet. In geval van strijd met de Grondwet is een gewone meerderheid niet voldoende. Dan is een twee derde meerderheid vereist in de Eerste en Tweede Kamer conform artikel 91 lid 3 Grondwet.
Eén van de meest omstreden onderdelen van het CETA-verdrag is namelijk de investeringsbescherming door middel van arbitrage, het Investment Court System (ICS). ICS is een vorm van ISDS waarbij Canadese investeerders, zowel bedrijven als Canadese aandeelhouders, de mogelijkheid hebben om een hoge schadeclaim van de Nederlandse staat te eisen wanneer een wet of regel hun investeringsbelang aantast. Geleden schade en gederfde inkomsten kunnen worden gevorderd, en met name de gederfde inkomsten post kan zorgen voor een hoge claim. Uit het rapport Red Carpet Courts van Friends of the Earth, TNI en CEO blijkt dat in vergelijkbare arbitrale procedures op grond van handelsverdragen de buitenlandse investeerder door met een hoge schadeclaim te dreigen, wet of regelgeving naar haar hand kon zetten. Arbiters lieten, zo blijkt uit het onderzoek, de belangen van de investeerder doorgaans zwaarder wegen dan het algemeen belang.
Een voorbeeld hiervan is Vattenfall’s claim tegen Duitsland waarbij het ging het om de vergunningsvoorwaarden voor een kolencentrale. De strenge vergunningsvoorwaarden om de rivier de Elbe te beschermen voortvloeiend uit EU- en Duits recht bevielen Vattenfall niet. Vattenfall vroeg vervolgens om een schadevergoeding van USD 1.9 miljard in de arbitrage procedure gegrond op het handelsverdrag het Energiehandvest. Vervolgens werd er voor onbekend bedrag geschikt en werd Vattenfall vrijgesteld van de knellende vergunningsvoorwaarden .... (Case study Vattenfall vs Germany I)
Het is vreemd dat slechts de Canadese investeerder investeringsbescherming zou toekomen, en Nederlandse of Europese bedrijven niet. Artikel 1 van de Grondwet verbiedt discriminatie op grond van nationaliteit. Maar het probleem van CETA is niet deze verboden discriminatie.
Het probleem is dat de investeringsbescherming op grond van CETA het recht van onze wetgever en lagere overheden om wetten en regels vast te stellen aantast door een parallel rechtssysteem. Het parallelle rechtssysteem komt in strijd met ons nationale rechtssysteem zoals verankerd in artikel 112 Grondwet.
Minister Kaag stelt geruststellend dat het wel mee zou vallen met schadeclaims van multinationals wegens een dergelijke verplichte arbitrage. Maar op dit moment dreigt het Canadese Uniper de Nederlandse staat aan te spreken op grond van het Energiehandvest voor een bedrag van ca 1 miljard wegens de verplichte sluiting van een kolencentrale. Hoge schadeclaims van multinationals kunnen de noodzakelijke energietransitie blokkeren. En waarom zou onze Tweede en Eerste Kamer instemmen met een vorm van klassenjustitie waardoor onze eigen wetten en regels aanleiding kunnen geven tot hoge schadeclaims van multinationals?
Het beste zou zijn als het parlement het omstreden Investment Court System helemaal zou schrappen uit het verdrag door een voorbehoud te vereisen met betrekking tot ICS. Maar zolang het erin staat, moet het verdrag benoemd worden als wat het is: strijdig met onze Grondwet.
Meike Terhorst Advocaat
Advocatenkantoor Koopman