VMR blokje




Kennis­netwerk voor milieu-, water- en natuur­beschermings­recht 

Is de Omgevingswet goed voor het milieurecht? - 12 juni 2012

VMR Verdiepingsbijeenkomst

 

Programma

Tijdens deze bijeenkomst gaf Harm Borgers een inleiding over zijn onderzoek naar een normatieve grondstructuur voor het milieurecht.

Het milieurecht verkeert in een crisis. De toepassing in de dagelijkse praktijk is vaak lastig en het recht kenmerkt zich door voortdurende verfijningen en veranderingen. Bij nadere analyse blijkt dat deze moeilijkheid en veranderlijkheid worden veroorzaakt door drie hardnekkige knelpunten: afstemming van het nationale op het Europese recht, het probleem van de specialiteit van de normstelling en het probleem van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen samenleving en overheid. Hierdoor raakt de crisis aan de uitgangspunten van het milieurecht. Om de crisis op te kunnen lossen, is het daarom nodig om de grondstructuur van het milieurecht fundamenteel te overdenken.

De grondstructuur van het milieurecht is van oudsher gebaseerd op een centrale zorg van de overheid voor de bescherming van milieubelangen. Het recht is daardoor een vorm van ordeningswetgeving met een sterke nadruk op gesloten regels. Bij wijze van alternatief kan het milieurecht worden gebaseerd op interactie, vrijheid, eigen verantwoordelijkheid, redelijkheid en duurzaam handelen. Dit kan met één term worden benoemd als een grondstructuur van "normatieve interactie".

De normatieve grondstructuur voor het milieurecht kan door de wetgever van de toekomstige Omgevingswet worden gebruikt om het milieurecht te integreren in het omgevingsrecht. Met een gelijkluidende grondstructuur voor alle onderdelen van het omgevingsrecht kan eenheid in dit gevarieerde rechtsgebied ontstaan. Het voordeel is bovendien dat de normatieve grondstructuur een oplossing biedt voor de verantwoordelijkheidsverdeling tussen samenleving en de overheid. De sociale werking van het omgevingsrecht komt voorop te staan (governance, compliance), met een bijpassende bestuurlijke praktijk die in staat is tot het beïnvloeden, aanpassen of bijsturen van deze sociale werking. Deze bestuurlijke praktijk is alleen mogelijk als het bestuur de ruimte krijgt om evenredige beslissingen te nemen, met een uitkomst die past bij de context van een geval. Hoe deze contextuele rechtsvinding werkt, is in het onderzoek van Harm gedemonstreerd aan de hand van vier lastige kwesties uit de milieurechtspraktijk: milieukwaliteitsnormen, BBT, zorgplichten en het voorzorgbeginsel.

De alternatieve grondstructuur voor het milieu- en omgevingsrecht heeft consequenties voor de inrichting van de Omgevingswet. Het verandert de rol van bestuursorganen en het zorgt ervoor dat de bestuursrechter tot een volwaardige geschilbeslechting kan komen (in plaats van het toverwoord van "marginale toetsing"). Over deze consequenties gaf Harm Borgers een inleiding. Zijn stelling is dat de dagelijkse praktijk van ruimtelijke projecten en milieurelevante activiteiten beter gereguleerd zal worden, als wordt uitgegaan van normatieve interactie. Hij promoveerde op zijn onderzoek op 23 maart 2012.
H.C. Borgers, Duurzaam handelen, een normatieve grondslag van het milieurecht, Sdu Uitgevers, ISBN: 978 90 12 575751